Ongeveer 6000 jaar geleden begon de mens kruisingen van paarden te beïnvloeden. Tegenwoordig kennen we dan ook ruim driehonderd verschillende paardenrassen. Paarden worden gefokt voor verschillende doeleinden, bijvoorbeeld als rijtuigpaard, springpaard en werkpaard. Ondanks de focus bij het fokken op die specifieke doeleinden is de anatomie van alle paarden in de basis gelijk.
Bij de bouw van het paard draait het om kracht, snelheid en grootte. Dit betekent vooral dat in de onderste ledematen minder spieren en botten zitten, daarentegen zijn de spieren in het bovenste deel van de ledematen bijzonder goed ontwikkeld. Deze spieren moeten ook wel sterk zijn, omdat ze voor het naar voren en achteren bewegen van de benen zorgen.
Onderdelen van het lichaam
Elk deel van het lichaam van het paard is belangrijk om goed te kunnen functioneren. Zorg ervoor dat je weet hoe een paard is gebouwd, zodat je bij eventuele medische problemen je dierenarts goed kunt informeren.
De onderste delen van de ledematen, inclusief de hoeven, worden aan de zwaarste belasting blootgesteld, omdat ze immers de zware romp van het paard moeten dragen. Daarnaast wordt er van de benen enorm veel inspanning en kracht verwacht als je de paardensport beoefent. Bij het inzetten van je paard als springpaard worden de benen nog meer belast, omdat jij als ruiter ook gedragen moet worden. De bouw van het lichaam is dan ook essentieel voor het vermogen om te presteren. Een paard met een zwakke bouw zal nooit uitblinken in de paardensport.
Het skelet van een paard
De basis van het paard is natuurlijk het skelet, dat bestaat uit 205 botten in totaal. De rug en romp zijn door de opbouw van de botten behoorlijk star. Het is wel belangrijk dat de ledematen beweeglijk zijn, dat door de gewrichten heel goed mogelijk is. De gewrichten zorgen voor een soepele verbinding tussen twee botten, denk hierbij bijvoorbeeld aan knieën en ellebogen. Dankzij het gewrichtskapsel, gewrichtskraakbeen en de gewrichtsvloeistof zijn gewrichten sterk en helpen ze ledematen soepel bewegen.
Spieren, banden en pezen als speerpunt bij beweging
Door het samentrekken en ontspannen van spieren kunnen lichaamsdelen bewegen. De spieren zijn met pezen aan de botten gehecht. Het geheel aan spieren bij een paard is onderverdeeld in:
- Skeletspieren: deze spieren zorgen voor onder andere de beweging van de ledematen.
- De gladde spieren: deze behorende bij de inwendige organen.
- De hartspier: deze spier zorgt voor het pompen van het hart.
De hartspier en gladde spieren worden door het zenuwstelsel aangestuurd. Hier heeft het paard zelf dan ook geen bewuste controle over. De skeletspieren daarentegen kunnen wel willekeurig en dus bewust worden aangestuurd. De pezen kunnen worden gezien als een kluwen van vezels die samengebundeld de dikte van een vinger hebben. Pezen liggen zowel dieper in het lichaam als meer aan de oppervlakte. Bij specifieke bewegingen – zoals een rengalop – komt er een enorme trekbelasting op de pezen te staan. Soms gaat die trekbelasting wel om maar liefst een aantal tonnen. Het gevaar bij pezen zit hem in de blessures. Wanneer een pees verrekt is of zelfs ingescheurd raakt, duurt het enorm lang voordat deze geneest.
Zonder de banden die de gewrichten aan de botten bevestigen, is er geen stabiliteit. Die banden zijn dan ook essentieel voor sterke en soepel bewegende gewrichten. Daarom zijn de banden over het algemeen ook bij de gewrichten in het skelet van het paard te vinden. Ze zijn enorm belangrijk voor een stabiele beweging en daarom is het bijzonder naar als een paard een bandenletsel krijgt. Het zal flink veel tijd in beslag nemen om het bandenletsel goed te laten herstellen en daarbij de stabiliteit in het bijbehorende gewricht weer terug te krijgen.
Beweging van de ledematen
De ledematen van een paard zijn op zo’n manier ontwikkeld dat het bewegingsbereik zich voornamelijk richt op voor-en achterwaarts bewegen. Zijwaartse bewegingen lukken wel, maar een stuk beperkter dan de voor- en achterwaartse beweging. De ledematen van een paard zijn zo gebouwd dat een paard zelfs staand kan slapen zonder om te vallen.
Wat zorgt er nu voor dat het ene paard sneller is dan de andere?
Zoals eerder vermeld is de bouw van ieder paard vrijwel gelijk. Maar hoe kan het dan dat het ene paard veel meer bedreven is in de paardensport dan de ander. En vooral, hoe kan het dan het ene paard veel sneller is dan de ander?
Bij een paard wordt vrijwel alles bepaald door de genen. Het is slechts tien procent van de potentie van het paard dat met bijvoorbeeld de juiste training te beïnvloeden is – opvallend weinig dus. Hoe lichter de onderbenen van het paard, hoe meer snelheid er verkregen wordt. Er is immers veel minder gewicht dat iedere keer verplaatst moet worden. Slanke benen geven al een positief beeld van de potentie van een paard op gebied van snelheid. Ook type 2 spiervezels zijn van belang bij het al dan niet snel zijn van een paard. De type 2 spiervezels worden ook wel snelle spiervezels genoemd. Grote paarden met lange benen hebben veel meer moeite met het snel naar voren bewegen van hun benen om daarmee zich voor te bereiden op de nieuwe galopsprong. Wat verder nog kenmerkend is, is de ademhaling. Een paard ademt in als de hoeven van de voorbenen naar voren steken en ademt uit als alle benen samenkomen. Als het paard korte passen neemt, wordt er minder diep ingeademd omdat daar gewoonweg minder tijd voor is. Grote passen betekent dieper inademen en dus krijgt het paard meer zuurstof, dat gelijk staat aan een groter uithoudingsvermogen.
De training en management kan dan wel slecht tien procent zijn van het vermogen van een paard snel te zijn, het is wel een enorm belangrijk aandeel. Zonder goede warming-up, gedegen training en goed voer komt het paard nergens. Daarnaast is de juiste jockey ook essentieel voor het al dan niet hebben van een snel paard. Geef het paard ook voldoende rust tussen zware trainingen, zodat de spieren voldoende kunnen herstellen.